Den Hollantschen Icarvs : Uyt-Ghebeeldt In Daniel Peenivs Predicant tot Noortwijcker-hout / Door P. Cornelivs Hazart, Priester der Societeyt Iesu. T'Antwerpen : Cnobbaert, M. DC. LXIV.
Inhalt
- PDF Vorderdeckel
- PDF Vorsatz
- PDF Titelblatt
- PDF Verklaeringhe Vant Op-Schrift Deses Boecks.
- PDF 11 Aen-Spraecke Tot Daniel Peenivs.
- PDF 13 Sommighe Stucken, Raeckende De Reliqvien Die D. Renesse, Ende Schvler´
- PDF 13 Noyt goet ghemaeckt en hebben, en Peenivs nu wederom overgheslaeghen.
- PDF 18 Over-Gheslaghen Stucken Aemgaende Her Vaghevier.
- PDF 26 Over Gheslaghen Stvcken Aengaende Het aenroepen, ende eeren der Heylighen.
- PDF 29 Oprechten Toetsteen Voor D. Abrahamvs Heidanvs, D. Ioannes Cocceivs, D. Ioannes Hornbeeck, Professeurs der Faculteyt inde Academie Tot Leyden, Aen haer tot beter proeve overghesonden Van P. Cornelivs Hazart Priester der Societeyt Iesu, Teghen D. Antonivs Hvlsivs Predicant der Fransche Ghemeynte tot Breda, Ende sijn Seconde Daniel Peenius Predicant tot Noortwijckerhout.
- PDF 30 Aenspraecke Aen D. Abrahamvs Heidanvs, D. Ioannes Cocceivs, D. Ioannes Hoornbeeck, Professeurs tot Leyden.
- PDF 32 Sendt-Brief Aen D. Antonivs Hvlsivs Predicant vande Fransche Ghemeynte tot Breda.
- PDF 34 Tot den Leser.
- PDF 35 Het Eerste Capittel. Van het Middelaerschap Christi.
- PDF 38 Het II. Capittel. Van de voorbiddinghe der Heyligen.
- PDF 52 Het III. Capittel. Van de aenroepinghe der Heylighen.
- PDF 73 Het IV. Capittel. Vande wetenschap der Heylighen.
- PDF 73 §. I. Of de Heylighen moeten al-wetende sijn.
- PDF 101 §. II. Of de Heylighen over al moeten teghenwoordigh zijn.
- PDF 106 §. III. Of de Heylighen moeten almachtigh sijn om aengheroepen te worden.
- PDF 112 Het V. Capittel. Van het vertrouwen te stellen op de Heylighen.
- PDF 122 Het VI. Capittel. Of de Heylighen verworpen eere de der Religieuse aenroepinghe.
- PDF 160 Send-Brief Van Rabbi David Mendez Alias Diego De Agvir, Voor desen Professeur in den Thalmud, Aen P. Cornelivs Hazart.
- PDF 191 Het VII. Capittel. Schrifturen des nieuwen Testaments raeckende het eeren ende aenroepen der Enghelen, worden teghen de beant-woordingen van Peenius, verdedicht.
- PDF 200 Het VIII. Capittel. Off`er een ghebodt Godts moet wesen, op dat de aen-roepinghe der Heylighen gheorloft zy.
- PDF 206 Het IX. Capittel. Of men den Heylighen niet en mach aenroepen, om datter geen belofte en is van verhooringhe?
- PDF 213 Het X. Capittel. Of de aenroepinghe der Heylighen gheschiet sonder exempel.
- PDF 221 Het XI. Capittel. Of de aenroepinge der Heylighen niet over-een-komt met het formulier van Christo voorgheschreven.
- PDF 240 Het XII. Capittel. Of men den Heylighen niet en mach aenroepen, om dat-men moet seker zijn van den ghenen, die-men aenbidt?
- PDF 258 Het XIII. Capittel. Of het aenroepen der Heylighen niet sonder superstitie gheschiedt, ende of het een Heydensche naervolginghe is?
- PDF 265 Het XIV. Capittel. Of het aenroepen der Heylighen niet over-een-komt met de leere van de primitive Kercke?
- PDF 266 Het XV. Capittel. Repliquen op de weder-legginghen van eenige Schriftuer plaetsen die partye gemeenlijck by-brenght om te toonen datmen de Heylighen niet en magh aenroepen.
- PDF 361 Het XVI. Capittel. Verdedinghe vande Roomsch-Catholijcke bewijsen uyt Schrifture datmen de Heylighen, en Engelen wel mach aenroepen.
- PDF 400 Het XVII. Capittel. Verdedinghe van andere Schriftuer-plaetsen van my voor-ghestelt inde Victorie van Roomen.
- PDF 443 Het XVIII. Capittel. Bewijsen, teghen de verdedingen Peenij, dat de Schriftuer-plaetsen, de welcke inghebracht werden teghen de kennisse der Heylighen, niet en bestaen.
- PDF 460 Het XIX. Capittel. Verdedinghe van de Schriftuer plaetsen dat de Heylighen van ons weten.
- PDF 1 Ghetuyghenisse der Oudt-vaderen, ende Catholijcke Leeraren, die Peenius voorstelt, om te thoonen dat niemandt en can absolutelijck Middelaer wesen, als Christus alleen.
- PDF 63 Ghetuyghenissen der Oudt-vaderen, en Catholijcke Leeraren die Peenius voorstelt, im te thoonen, dat Godt alleen, ende niet eenighe creature, religieuselijck, ende oodtmoedelijck te eeren, aen te roepen, en aen te bidden is.
- PDF 103 Ghetuyghenissen der Oudt-vaderen, en Catholijcke Leeraren die Peenius voorstelt, om te bewijsen, dat Christus onsen eenighen Middelaer is, niet alleen der verlossinghe maer oock der voorbiddinge.
- PDF 108 Ghetuyghenissen der Oudt-vaderen, ende Catholijcke Leeraren, die Peenius voorstelt om te bewijsen dat de Heylighen niet al-wetende zijn.
- PDF 117 Ghetuyghenissen der Oudt-vaderen, ende Catholijcke Leeraren, de welcke Peenius voorstelt om te thoonen dat de Heylighen niet al-om teghenwoordigh zijn.
- PDF 119 Ghetuyghenissen der Oudt-vaderen, ende Catholijcke Leeraren, met de welcke Peenius thoont, dat de Heylighen niet almachtigh en zijn.
- PDF 121 Ghetuyghenissen der Oudt-vaderen, ende Catholijcke Leeraren, met de welcke Peenius tracht te bewijsen, dat-men gheen vertrouwen magh stellen op de Heyligen.
- PDF 129 Ghetuyghenissen der Oudt-vaderen, ende Catholijcke Leeraren, met de welcke Peenius pooght te bewijsen, dat den dienst der Enghelen van de ketters ghedreven is, en voortghebracht, maer van de oudtste Leeraren der primitive Kercke, is teghen ghestaen, ende verworpen.
- PDF 141 Ghetuygenissen der Catholijcke Leeraren, die Peenius voorstelt, om te thoonen, dat de aenroepinghe der Heylighen niet bevolen en is.
- PDF 144 Ghetuyghenissen der Oudt-vaderen, van Peenio voorghestelt aengaende het Formulier van´t ghebedt des Heeren.
- PDF 150 Ghetuygenissen der Catholijcke Leeraren, met de welcke Peenius wil bethoonen, dat de aenroepinghe der Heylighen niet over-een komt met de leere vande primitive Kercke.
- PDF 154 Ontledinghe Van Het Gheheel Boeck Peenii.
- PDF 168 Facultas Provincialis.
- PDF 168 Approbatio.
- PDF Vorsatz
- PDF Rückdeckel
- PDF Rücken